Standaard onderwerpen die bijna in ieder gesprek wel voorkomen. We beginnen met het weer. Typisch een onderwerp voor een praatje. Bijvoorbeeld
mooi weer vandaag
ja mooi weer, de zon schijnt en het wordt 30 graden.
1 het weer
2 de zon schijnt
3 wolken
4 het regent
5 het sneeuwt
6 onweer
7 de bliksem
'
8 het is mooi weer
9 het is slecht weer
<<<
Test
1 het weer
2 de zon schijnt
3 wolken
4 het regent
5 het sneeuwt
6 onweer
7 de bliksem
'
8 het is mooi weer
9 het is slecht weer
<<<
Dagen van de week
Het gaat om het bekende rijtje. Natuurlijk moet je die zonder problemen kunnen opzeggen. Maandag tot en zaterdag zijn dagen dat er gewerkt wordt. Zondag is de dag waarop je vrij bent. Er zijn mensen die in de ochtend naar de kerk gaan.en 's middags bezoekt men bijvoorbeeld de familie. Voor vrijwel iedereen in Nederland geldt dat er maar 5 dagen gewerkt wordt: van maandag tot en met vrijdag. Zaterdag is typisch een dag om te winkelen.
vandaag is het zondag
zullen we vanmiddag naar opa en oma gaan?
Test
Maanden van het jaar
Nu komen we bij de maanden. Ook deze moet je zonder aarzeling opzeggen. Oefen bijvoorbeeld eens door aan te geven wanneer je jarig bent:
ik ben op 12 februari jarig
dat is op een dinsdag
1 maanden in een jaar
2 januari
3 februari
4 maart
5 april
6 mei
7 juni
<<<
Test
1 maanden in een jaar
2 januari
3 februari
4 maart
5 april
6 mei
7 juni
<<<
Kerstfeest
Na juli komt augustus en dat is de eerste maand in dit rijtje. Dan volgen de maanden in de herfst en in december begint de winter.
De laatste dagen van december zijn fijne dagen. Dan vieren we onder andere het kerstfeest.
Gelukkig kerstfeest!
1. juli
2 augustus
3 september
4 oktober
5 november
6 december
<<<
Test
1. juli
2 augustus
3 september
4 oktober
5 november
6 december
<<<
Hoe laat is het?
Vragen om de tijd komt nu veel minder voor dan vroeger. We hebben immers allemaal een smartphone bij ons en die geeft aan hoe laat het is. Toch is het onderwerpen "klok kijken" een onderwerp dat ik elke taalcursus wordt aangeboden. Merk op dat de zin steeds begint met "het is".
1 hoe laat is het?
2 het is 1 uur
3 het is 2 uur
4 het is half 3
5 het is 10 over 2
6 het is 20 voor 3
7 het is kwart voor 3
<<<
Test
1 hoe laat is het?
2 het is 1 uur
3 het is 2 uur
4 het is half 3
5 het is 10 over 2
6 het is 20 voor 3
7 het is kwart voor 3
<<<
Nu gaat het niet meer over een tijd op een klok, maar het gaat hier vooral om aanduidingen die om een bepaalde dag gaan.
1 de dag ervoor
2 gisteren
3 de dag erna
4 morgen
5 vandaag
6 op dit moment
7 over 10 minuten
<<<
Test
1 de dag ervoor
2 gisteren
3 de dag erna
4 morgen
5 vandaag
6 op dit moment
7 over 10 minuten
<<<
1 ik kom vandaag
2 ik kom over 2 weken
3 ik ben er over een uur
4 het duurt 1 uur
5 het duurt niet lang
6 kun je dan komen?
7 pauze
<<<
Test
1 ik kom vandaag
2 ik kom over 2 weken
3 ik ben er over een uur
4 het duurt 1 uur
5 het duurt niet lang
6 kun je dan komen?
7 pauze
<<<
Aangeven van een plaats
Na het aangeven van de tijd behandelen we nu als laatste onderwerp het aangeven van een plaats. Ook in dit geval gaat het om woorden die je zonder moeite moet kunnen uitspreken.
1 plaatsen in de stad
2 het centrum
3 de straat
4 de kruising
5 de rotonde
6 het pad (om te lopen)
7 het gemeentehuis
8 het ziekenhuis
<<<
Test
1 plaatsen in de stad
2 het centrum
3 de straat
4 de kruising
5 de rotonde
6 het pad (om te lopen)
7 het gemeentehuis
8 het ziekenhuis
<<<
Fietsen langs het water
In het weekend gaan veel mensen bijvoorbeeld naar het bos. Soms gaan ze met de fiets. In Nederland zijn veel rivieren. Het zijn erg mooie gebieden.
1 het bos
2 ik wandel in het bos
3 de rivier
4 de boot vaart op de rivier
5 de autobaan/snelweg
6 het fietspad
7 het weiland
8 het dorp
<<<
Test
1 het bos
2 ik wandel in het bos
3 de rivier
4 de boot vaart op de rivier
5 de autobaan/snelweg
6 het fietspad
7 het weiland
8 het dorp
<<<
Het zwembad
Dit is het laatste blok van dit thema.
1 het zwembad
2 ik ben om 10 uur bij het zwembad
3 de boekwinkel
4 de speelgoedwinkel
5 de kerk en de moskee
6 het gezondheidscentrum
7 waar moet ik zijn en hoe laat?
8 ik ben daar om 11 uur
<<<
Test
1 het zwembad
2 ik ben om 10 uur bij het zwembad
3 de boekwinkel
4 de speelgoedwinkel
5 de kerk en de moskee
6 het gezondheidscentrum
7 waar moet ik zijn en hoe laat?
8 ik ben daar om 11 uur
<<<
Create a web page with Mobirise